Beregening

• Toont de relatie tussen capaciteit Q (liter per uur) en opvoerhoogte H (in meter). In dit opzicht komt 10 m opvoerhoogte overeen met 1 bar. Als de prestatiecurve de maximale opvoerhoogte bereikt, gaat de opvoerhoogte naar 0. Als de opvoerhoogte naar 0 gaat, bereikt de pomp het maximale volume.
• Met behulp van de prestatiecurve kan het feitelijke werkpunt in het systeem worden bepaald.

• Een zelfaanzuigende pomp kan theoretisch water aanzuigen tot een verticaal hoogteverschil van 10 m. Tijdens dit proces verwijdert de pomp de lucht uit de slangleiding tussen het waterniveau onderaan en de zuigpoort van de pomp bovenaan. In de praktijk wordt vaak door omstandigheden en additioneel vereiste hulpstukken uitgegaan van een aanzuighoogte van maximaal 8 m als de maximaal bereikbare hoogte.
• Zogenoemde normaal aanzuigende pompen kunnen geen lucht uit de zuigleiding verwijderen. In dit geval moet de zuigleiding altijd met water gevuld zijn.

Alle beregeningspompen met mogelijke toepassingen, een overzicht:

• beregeningspompen worden gekenmerkt door het feit dat zij door hun hoge persdrukken tussen 4 en 6 bar en op lage tot gematigde perssnelheden overal in het huis en de tuin kunnen worden gebruikt waar waardevol drinkwater door hun toedoen door bronwater of gebruikswater kan worden vervangen. Derhalve is de combinatie van toereikende persdrukken samen met de volledige watercapaciteit altijd cruciaal om de kleppen van wasmachines, toiletten enz. optimaal met water te voorzien.

• Hoe groter de dwarsdoorsnede van de leiding, des te beter is de kans dat u het maximale volume bereikt.
• Houd ook speciaal rekening met de dwarsdoorsnede van koppelingen, koppelstukken, kleppen of fittingen. De kleinste vrije dwarsdoorsnede in het gehele leidingsysteem heeft een doorslaggevende invloed op de ongewenste vermindering van het volume.

• Om de pomp de lucht uit de slangleiding te kunnen laten verwijderen moet het leidinggedeelte tussen het waterpunt en de pomp vacuümdicht worden gefabriceerd. Bij het minste of geringste lek in deze zone, zal er altijd lucht terugstromen naar de leiding; zodoende zal de pomp niet de noodzakelijke zuigkracht kunnen opbouwen.
• Als de pomp derhalve bij de inbedrijfstelling geen water verplaatst, moet u alle componenten van de zuigleiding uiterst zorgvuldig controleren. Door het feit dat lucht de leiding wordt ingezogen, zijn lekken moeilijk te vinden.

• Om de lucht vóór de eerste inbedrijfstelling uit de zuigleiding te verwijderen moet de pomp met water worden gevuld volgens de specificaties in de bedieningshandleiding. De pomp kan uitsluitend druk opbouwen van zodra dit gedaan is.
• Koppel aan de drukkant altijd een leidinggedeelte of slang van minimaal 1 m lengte, die eindigt bij een geopende klep op minimaal 50 cm boven de pomp. Dit is nodig om de pomp de uit de zuigleiding verwijderde lucht via het open uiteinde van de drukleiding te laten verspreiden en om te voorkomen dat het vulwater uit de pomp wordt gestuwd terwijl de lucht wordt verwijderd.

• Voorkom effectief dat de waterkolom in de leiding na uitschakeling van de pomp daalt naar het waterniveau; zorg er derhalve na een succesvolle eerste inbedrijfstelling voor dat de waterverplaatsing onmiddellijk begint nadat de pomp opnieuw wordt ingeschakeld. In dit geval hoeft niet meer te worden gewacht totdat de pomp de lucht uit de zuigleiding heeft verwijderd.